Een Nachtelijke Liefde in Istanbul: Rooftop, Lichaam en Lust

Een Nachtelijke Liefde in Istanbul: Rooftop, Lichaam en Lust
Erotische Verhalen

De lucht in Istanbul hangt zwaar van geuren: rook van charred karnemelk, geur van kaneel en zweet, en iets wat alleen ’s nachts komt - de zachte, zoute adem van de Bosporus die tegen de muren van de stad botst. Ik stond op het dak van Reina, een plek waar de stad onder je voeten smelt en de lichtjes van de minaretten alsof ze je willen kussen. De muziek was laag, een diepe, trillende bassline die door je borstkas kroop, net als de vingers van een vrouw die je nog niet gezien had.

Zij stond tegen de balustrade, haar rug naar me toe, haar haar lang en donker, als een vloedgolf van zwaar satijn. Een enkel rood zijden sjaal lag los om haar schouders, glijdend naar beneden bij elke beweging. Ze droeg een jurk die niet zomaar zat - het was alsof de stof haar lichaam had getekend, met een diepe halslijn die haar sleutelbeenderen blootlegde en een slit die haar dij op het punt van een verrassing liet zien. Ze keek niet om. Ze wist dat ik daar was. Ze had het al gevoeld.

Hij - ik - stond daar met een glas whisky in mijn hand, de ijsblokjes klonken als een klok die niet klopt. Mijn kleren waren eenvoudig: een donkere overhemd, open tot aan mijn borst, mijn armen vol littekens van oude avonturen, mijn ogen vol zucht. Ik had haar al een uur lang geobserveerd. Hoe ze haar lippen langzaam over de rand van haar glas liet glijden. Hoe haar vingers, met zwarte nagels, de glasrand volgden alsof ze een ritueel hield. Hoe haar heupen een beetje heen en weer bewogen, niet van de muziek, maar van de spanning. Ze wist dat ik haar wilde. En ze wilde dat ik haar wilde.

De lucht tussen ons was niet lucht. Het was een elektrische lading. Een zweving. Een stilte die harder schreeuwde dan de muziek. Ik voelde haar blik op mijn borst, op mijn mond, op mijn broek. Ik voelde haar verlangen als een warme vloeistof die langzaam door mijn aderen stroomde. Ze draaide zich om. Haar ogen - donker, glinsterend, als de zee bij volle maan - hielden de mijne vast. Geen glimlach. Geen woord. Alleen haar adem, die een beetje sneller ging. Ze stak haar hand uit. Niet naar me toe. Niet naar het glas. Ze streek met haar vingertoppen over de rand van de balustrade, langzaam, als een gitaarsnaar die wordt aangeraakt.

Ik liep naar haar toe. Niet snel. Niet ongeduldig. Als een jager die weet dat de prooi al in zijn val zit. Ik stond naast haar. Haar lichaam was warm. Ik rook haar parfum: patchouli, zout, en iets wat ik niet kon benoemen - iets dat me deed denken aan nachten die nooit eindigen. Ze keek me aan, haar lippen halfgeopend. ‘Je wilt me,’ zei ze, niet als een vraag. Als een daad.

Ik legde mijn hand op haar heup. Ze trilde. Niet van angst. Van genot. Haar huid voelde aan als zijde over vuur. Mijn vingers gleden langzaam naar beneden, langs haar billen, naar de slit van haar jurk. Ze trok haar adem in - een zacht, diep geluid, alsof ze haar lichaam voor het eerst voelde. Ik trok haar naar me toe. Haar borsten drukten tegen mijn borst, haar tepels hard als parels. Ze beet op haar lip, haar ogen dicht. Ik kuste haar hals, mijn tong langs haar ader, tot ze zacht kreunde. ‘Ja,’ fluisterde ze. ‘Ja, doe het.’

We gingen naar de achterkamer. Niet naar de suite. Niet naar de slaapkamer. Naar de kleine ruimte achter de bar, waar de muren warm waren van de lucht en de lichtjes rood gloeiden. Ze trok mijn overhemd uit, haar vingers krabben over mijn borst, haar nagels een zachte pijn die ik wilde. Ze knielde voor me. Geen aarzeling. Geen spel. Haar mond was warm, vochtig, en haar tong was een zachte vlam die mijn penis omsluit. Ze nam me langzaam in, tot ik haar haar vastgrijp, mijn heupen een klein beetje stoten, mijn adem een snik. Ze keek me aan, haar ogen vol glans, haar mond vol van me. ‘Je bent te goed voor me,’ fluisterde ze. Ik lachte, een diepe, zware lach. ‘Nee,’ zei ik. ‘Jij bent te goed voor mij.’

Ze stond op, trok me mee naar de kleine bank. Ze legde me neer, haar handen over mijn borst, haar borsten boven mijn gezicht. Ik slikte haar tepel in, mijn tong cirkelend, mijn tanden zacht. Ze kreunde, haar heupen bewogen, haar vingers in mijn haar. Ze zette zich op me, langzaam, terwijl ze haar ogen dichtdeed. Ik voelde haar binnen, warm, vochtig, als een nacht die zich opende. Ze bewoog, langzaam, alsof ze elk moment wilde vasthouden. Haar adem werd korter. Haar heupen sneller. Ik greep haar heupen, trok haar harder naar me toe, mijn lichaam stootte tegen haar, een ritme dat alleen wij kenden.

Toen ze klaarkwam, schreeuwde ze niet. Ze gilde. Een diepe, onbeheersbare zucht die door de kamer weerkaatste. Haar lichaam trilde, haar binnenste samentrok zich rond me, als een vuist die dichtknijpt. Ik volgde, met een kreet die uit mijn borstkas explodeerde, mijn zaad die diep in haar vloeide, alsof ik haar wilde vullen, wilde bezetten, wilde blijven. Ze viel op me, haar adem op mijn hals, haar lichaam een zware, trillende lading. We lagen daar, nog steeds verbonden, terwijl de muziek van buiten de stad kuste.

Toen ze uiteindelijk opstond, trok ze haar jurk weer aan. Geen woorden. Geen glimlach. Ze gaf me een glas water. Ik dronk. Ze keek me aan. ‘Kom morgen weer,’ zei ze. En toen verdween ze, als een droom die je niet wilt vergeten.”