Het was geen club. Het was een geheim, een ademhaling tussen twee werelden. Ik stond op het dak van Etihad Towers, de stad onder me als een zee van gouden licht, de zee verderop zwart en stil, terwijl de wind mijn huid bevochtigde met zout en parfum. De muziek was niet te horen-ze voelde je in je botten. Een diepe, trillende bas die je borstkas opende, alsof iemand met vingertoppen langs je ribben speelde. De lucht rook naar oud hout, saffraan, en iets wat alleen vrouwen met macht verspreiden: zweet, verlangen, en het geheim dat ze nooit zullen vertellen.
Zij stond bij de bar, niet om te drinken, maar om te worden gezien. Een zwarte jurk, zo strak dat het leek alsof het haar tweede huid was, met een spleet die haar dij opzij trok tot aan de punt van haar billen. Haar huid was glanzend, alsof ze net uit een bad van olie was gestapt-niet van de gewone soort, nee, van die waar je je vingers in laat zinken en ze niet meer wilt loslaten. Haar haar, donker als een nacht zonder maan, viel in een enkele stroom langs haar schouder, en haar lippen-die lippen-waren niet rood. Ze waren paars, als een vrucht die net is geplukt en nog warm van de zon. Ze keek me aan. Niet met ogen. Met haar hele lichaam. Alsof ze wist dat ik al binnen was, voordat ik de deur had gepasseerd.
Hij was er niet voor de show. Hij stond aan de andere kant van de ruimte, met een glas cognac in zijn hand, niet om te proeven, maar om te bezitten. Zijn pak was gemaakt voor een man die geen toestemming hoeft te vragen. Zijn schouders waren breed genoeg om een wereld te dragen, zijn armen lang genoeg om je te trekken naar een plek waar je niet meer wilde terugkeren. Zijn ogen waren donker, maar niet koud. Ze glommen. Alsof hij al wist wat er ging gebeuren, en het hem niet stoorde-juist het tegendeel. Hij had geen horloge. Geen ring. Geen behoeften. Alleen een glimlach die zei: ik ben hier om je te vernietigen, en je zult me dankbaar zijn.
Ze liep naar hem. Niet snel. Niet langzaam. Met een stappen die elke seconde uitrekte, alsof de tijd zelf haar handen vasthield. Hij keek niet weg. Niet toen ze dichterbij kwam. Niet toen haar vingers de knoop van zijn overjas raakten. Niet toen ze hem naar binnen trok, tegen de muur met het glas, waar de stad buiten als een lichtshow flitste. Zijn handen vonden haar heupen, en met één beweging trok hij haar tegen zich aan, alsof ze een magnetisch veld was en hij de enige die het kon weerstaan. Ze gilde niet. Ze zuchtte. Een zucht die door je aderen vloog en je borst openhaalde. Hij kuste haar-niet op de lippen. Op de hals. Precies daar waar de puls zo hard klopte dat het leek alsof haar bloed wilde ontsnappen. En toen, in dat moment, wist ik: dit was geen avond. Dit was een ritueel.
We gingen naar de suite. Geen woorden. Geen vragen. Alleen de zachte klik van een deur die op slot ging, en de zachte klik van een klok die stopte. Haar jurk gleed naar beneden als een sluier die zichzelf oplost. Zijn vingers trokken haar ondergoed langs haar dijen, en ze gaf geen weerstand-ze gaf zichzelf. Haar lichaam was een snaar die al jaren op spanning stond, en hij was de viool die het laatste geluid zou trekken. Hij legde haar op het bed, niet zacht, niet hard. Precies zo als ze het nodig had. Zijn mond reisde langs haar buik, haar navel, haar billen, en toen-oh god, toen-zijn tong vond haar, en hij begon te werken alsof hij de hele wereld wilde vergeten. Ze kromde haar rug, haar vingers grepen het lakens, haar ademhaling werd een snik, een gier, een gebed. En toen, met één diepe beweging, stootte hij in haar, en het was alsof de lucht zelf haar lichaam verliet. Ze schreeuwde zijn naam. Hij fluisterde haar naam. En in dat moment, in die donkere kamer met de stad als licht op de vloer, waren we niet meer twee mensen. We waren een enkel geluid. Een enkele adem. Een enkele hitte die de tijd vernietigde.
Toen het voorbij was, lag ze op zijn borst, haar benen nog om hem heen, haar adem nog warm op zijn huid. Hij kuste haar voorhoofd. Niet als een man die een vrouw heeft genomen. Als een man die een godin heeft aangeraakt. En toen hij haar losliet, wist ik: dit was geen avond. Dit was een herinnering. Een herinnering aan wat er gebeurt als je de grenzen verlaat. Als je de luxe niet ziet. Als je hem voelt. Als je hem smaakt. Als je hem in je lijf laat wonen.